Vragen aan Ed Gubbels, populatie geneticus (Juni 2005)
Veel informatie over dit onderwerp is te vinden op zijn website
http://www.gencouns.nl/
1. hoeveel generaties het je nodig voor een goede indruk van de mate
van inteelt.
De inteeltcoëfficiënt, de IC (volgens Wright’s definitie), is een maat
voor de kans dat twee allelen op een willekeurig genenpaar identiek zijn
door afstamming. Het gaat om de kans dat een individu twee kopieën krijgt
van hetzelfde allel dat bij een gemeenschappelijke voorouder voorkwam. De
praktijk wijst uit dat ic-berekening over zeker 9 a 10 generaties moet
lopen (ong. 1000 voorouders). Een normale 4 tot 5 generaties stamboom, is
absoluut onvoldoende. Het probleem is dat de 5-generatie-IC nauwelijks
enige voorspellende waarde heeft voor bijvoorbeeld de 10-generatie-IC. Het
enige dat we weten is dat de laatste hoger moet zijn dan de eerste.
Hoeveel hoger weten we niet, bij de ene kat kan dat “een beetje” zijn
terwijl dat bij een dier uit een andere lijn misschien wel tot een
verdubbeling leidt.
2. In welke verhouding staat de I.C. ten opzichte van de V.V.C.
De voorouderverliescoëfficiënt, de VVC, is een criterium dat men heeft
bedacht in de tijd dat we nog geen goede rekenmachines hadden. Het geeft
een indicatie over “meer of minder inteelt” maar vertelt ons helemaal
niets over wat er écht gebeurt op het niveau van toegenomen homozygotie en
dus van afgenomen vitaliteit.
Natuurlijk: hoe meer voorouderverlies, des te groter vaak de inteelt. Maar
voorouderverlies maakt geen onderscheid tussen verdubbelingen dichtbij en
veraf, een dubbele grootvader kost één voorouder, en een dubbele
betbetovergrootvader ook, terwijl de laatste veel minder bijdraagt aan de
inteelt dan de eerste. Het is dus zinloos om met VVC’s te werken.
3. Welk VVC/IC in zes generatiestamboom is acceptabel (aan de veilige
kant)
Er is nog geen overeenstemming over welke IC “toelaatbaar” is, maar een
veilige grens lijkt 5% te zijn voor individuen. Niet zo gek als je bedenkt
dat neef-nicht combinaties ongeveer 6% opleveren, en dat je daarvoor al
wettelijke toestemming nodig hebt bij de mensen. We moeten daarbij
bedenken dat de meeste (waarschijnlijk alle) kattenpopulaties de “veilige
grenzen” al lang voorbij zijn. Je zou moeten weten wat de situatie binnen
je ras is om van daaruit te bekijken wat haalbaar is. Voorlopig is dat nog
niet mogelijk, blijft het een zaak van “zo-goed-mogelijk zoeken naar
zo-onverwant-mogelijke dieren”. Er is een aantoonbaar verband tussen het
niveau van inteelt en het optreden van depressie-verschijnselen. Het
mechanisme hierachter is dat inteelt niet alleen gewenste allelen
homozygoot (fokzuiver) maakt, maar ook heel veel ongewenste allelen.
Daardoor treedt vitaliteit verlies op (storingen in de gezondheid, het
gedrag en de vruchtbaarheid) en neemt de frequentie van allerlei erfelijke
afwijkingen dramatisch toe.
|